ECLI:NL:CRVB:2020:1439

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
9 juli 2020
Zaaknummer
20/890 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening van uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake griffierecht niet tijdig betaald

Op 9 juli 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 8 november 2018. Het verzoeker, die niet bij naam is genoemd, had verzocht om herziening van de uitspraak met nummer 17/7981. De zaak betrof de niet-tijdige betaling van het griffierecht, dat op € 259,- was vastgesteld. Verzoeker was herhaaldelijk gewezen op de verplichting om het griffierecht tijdig te betalen, maar heeft dit niet gedaan. De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald en dat er geen reden was om aan te nemen dat verzoeker niet in verzuim was geweest. Hierdoor werd het verzoek om herziening als kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak is gedaan door H. Benek, met E. Blijleven-de Vries als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken en belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak schriftelijk verzet te doen. De Centrale Raad van Beroep heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

Datum uitspraak: 9 juli 2020
20/890 AW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 in verbinding met artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het verzoek om herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 november 2018, 17/7981
Partijen:
[Verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag

PROCESVERLOOP

Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 8 november 2018, 17/7981.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:119, tweede lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het verzoek om herziening.
Bij brief van 10 maart 2020 is verzoeker erop gewezen dat een griffierecht van € 259,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 10 april 2020 is verzoeker nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief op de in die brief genoemde bankrekening dient te zijn bijgeschreven dan wel contant moet zijn betaald op het bezoekadres van de Raad. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, verzoeker er rekening mee moet houden dat het verzoek om herziening niet inhoudelijk behandeld zal worden.
De brief van 10 april 2020 is bij het LDCR op 4 mei 2020 retour ontvangen met de
mededeling “niet afgehaald”. Deze brief is op 15 juni 2020 nogmaals
verzonden per gewone post met de mededeling dat met deze nieuwe toezending niet opnieuw een termijn gaat lopen. Volgens de Basisregistratie personen is het adres van verzoeker ongewijzigd gebleven.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat verzoeker niet in verzuim is geweest. Het verzoek om herziening is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om herziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door H. Benek, in tegenwoordigheid van E. Blijleven-de Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2020.
(getekend) H. Benek
(getekend) E. Blijleven-de Vries
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.