ECLI:NL:CRVB:2020:1401

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 juli 2020
Publicatiedatum
7 juli 2020
Zaaknummer
15/7514 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en kostenveroordeling in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. R.A. van Heijningen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De Centrale Raad van Beroep heeft op 3 juli 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 15/7514 AKW. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft in een brief van 7 oktober 2019 laten weten dat zij gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante met betrekking tot haar aanvraag om kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet. Hierop heeft mr. Van Heijningen namens appellante op 4 december 2019 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een kostenveroordeling van de Svb.

De Raad heeft overwogen dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten wanneer het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft vastgesteld dat de Svb geen verweer heeft gevoerd en dat partijen geen gebruik hebben gemaakt van hun recht om op een nadere zitting te worden gehoord. De Raad heeft vervolgens de kosten die appellante heeft gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep begroot op in totaal € 3.150,-.

De Centrale Raad van Beroep heeft de Svb veroordeeld in deze kosten, en appellante kan zich voor vergoeding van de betaalde griffierechten rechtstreeks tot de Svb wenden. De uitspraak is openbaar gedaan op 3 juli 2020, ondertekend door M.A.H. van Dalen-van Bekkum en griffier P. Boer.

Uitspraak

15.7514 AKW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
9 oktober 2015, 15/4044 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 3 juli 2020
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R.A. van Heijningen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft bij brief van 7 oktober 2019 laten weten dat alsnog gedeeltelijk aan de aanvraag van appellante om kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet tegemoet wordt gekomen.
Bij brief van 4 december 2019 heeft mr. Van Heijningen namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht de Svb te veroordelen in de proceskosten.
De Svb heeft geen verweer gevoerd.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van hun recht om op een nadere zitting te worden gehoord, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat de Svb gedeeltelijk aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen.
De Raad ziet aanleiding de Svb te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 525,- in bezwaar, € 1.050,- in beroep en € 1.575,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand, in totaal derhalve € 3.150,-.
Voor vergoeding van de betaalde griffierechten kan appellante zich rechtstreeks tot de Svb wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt de Svb in de kosten van appellante tot een bedrag van € 3.150,-.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2020.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) P. Boer