ECLI:NL:CRVB:2020:1278

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 juni 2020
Publicatiedatum
19 juni 2020
Zaaknummer
19-3655 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag nabestaandenuitkering op grond van de ANW wegens gebrek aan verzekering

In deze zaak heeft appellante, woonachtig in Marokko, een nabestaandenuitkering aangevraagd op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) na het overlijden van haar echtgenoot in 2018. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de echtgenoot op het moment van overlijden niet verzekerd was voor de ANW. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, met de overweging dat de echtgenoot niet in Nederland woonde of werkte op het moment van zijn overlijden, en dat hij ook niet verzekerd was onder de Marokkaanse wetgeving.

Appellante heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat zij recht heeft op een ANW-uitkering vanwege haar slechte gezondheid. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank volledig onderschreven en geconcludeerd dat de slechte gezondheid van appellante geen verplichting voor de Svb met zich meebrengt om in strijd met de wet een nabestaandenuitkering toe te kennen. De Raad heeft vastgesteld dat het AOW-pensioen van de echtgenoot sinds 1 januari 2000 niet meer leidt tot verplichte verzekering voor de ANW en dat er geen bewijs is dat de echtgenoot zich vrijwillig heeft verzekerd.

De Raad heeft het hoger beroep van appellante afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van D.S. Barthel als griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 juni 2020.

Uitspraak

19.3655 ANW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
18 juli 2019, 19/15 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (Marokko) (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 18 juni 2020
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht (nader) ter zitting te worden gehoord, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante woont in Marokko. Haar echtgenoot heeft van 1965 tot en met 1968 in Nederland gewoond en gewerkt. Hij is in Marokko overleden op [sterfdatum] 2018. Hij ontving ten tijde van zijn overlijden een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW).
1.2.
Appellante heeft een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd. Bij besluit van 28 augustus 2018 heeft de Svb deze aanvraag afgewezen op de grond dat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Bij beslissing op bezwaar van 28 november 2018 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellante tegen het besluit van 28 augustus 2018 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat niet in geschil is dat de echtgenoot van appellante op de datum van zijn overlijden niet in Nederland woonde of werkte. Dat betekent dat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Dat appellante bereid is om premies voor de vrijwillige verzekering voor de ANW te betalen, maakt dat niet anders. De echtgenoot was ook niet verzekerd ingevolge de wetgeving van Marokko. De Svb heeft appellante daarom terecht niet als nabestaande aangemerkt en de aanvraag om toekenning van een nabestaandenuitkering terecht afgewezen.
3. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij recht heeft op een ANW-uitkering, omdat zij ziek is.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen worden ten volle onderschreven. De slechte gezondheid van appellante leidt niet tot een verplichting van de Svb om appellante in strijd met de wettelijke bepalingen van de ANW een nabestaandenuitkering toe te kennen. Het aan de echtgenoot van appellante toegekende AOW-pensioen leidt sinds het vervallen van artikel 26 van het Besluit uitbreiding en beperking kring der verzekerden volksverzekeringen 1999 per 1 januari 2000 niet meer tot verplichte verzekering voor de ANW. Niet gebleken is dat de echtgenoot van appellante zich vrijwillig heeft verzekerd.
4.3.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van D.S. Barthel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2020.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) D.S. Barthel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.