ECLI:NL:CRVB:2020:1278
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag nabestaandenuitkering op grond van de ANW wegens gebrek aan verzekering
In deze zaak heeft appellante, woonachtig in Marokko, een nabestaandenuitkering aangevraagd op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) na het overlijden van haar echtgenoot in 2018. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de echtgenoot op het moment van overlijden niet verzekerd was voor de ANW. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, met de overweging dat de echtgenoot niet in Nederland woonde of werkte op het moment van zijn overlijden, en dat hij ook niet verzekerd was onder de Marokkaanse wetgeving.
Appellante heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat zij recht heeft op een ANW-uitkering vanwege haar slechte gezondheid. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank volledig onderschreven en geconcludeerd dat de slechte gezondheid van appellante geen verplichting voor de Svb met zich meebrengt om in strijd met de wet een nabestaandenuitkering toe te kennen. De Raad heeft vastgesteld dat het AOW-pensioen van de echtgenoot sinds 1 januari 2000 niet meer leidt tot verplichte verzekering voor de ANW en dat er geen bewijs is dat de echtgenoot zich vrijwillig heeft verzekerd.
De Raad heeft het hoger beroep van appellante afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van D.S. Barthel als griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 juni 2020.