ECLI:NL:CRVB:2020:1245

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 juni 2020
Publicatiedatum
16 juni 2020
Zaaknummer
19/2022 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag voor een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) door de Centrale Raad van Beroep

In deze zaak heeft appellante, woonachtig in Marokko, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die haar aanvraag voor een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) had afgewezen. De aanvraag was afgewezen omdat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. De rechtbank heeft overwogen dat er geen bewijs was dat de echtgenoot van appellante verzekerd was, noch onder de ANW, noch onder de Marokkaanse wetgeving. Appellante heeft in hoger beroep haar slechte financiële situatie aangevoerd en gesteld dat haar echtgenoot een ouderdomspensioen uit Nederland ontving bij zijn overlijden.

De Centrale Raad van Beroep heeft het oordeel van de rechtbank volledig onderschreven. De Raad oordeelt dat de moeilijke financiële situatie van appellante niet leidt tot een verplichting voor de Sociale verzekeringsbank (Svb) om een nabestaandenuitkering toe te kennen, in strijd met de wettelijke bepalingen van de ANW. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum als voorzitter, in tegenwoordigheid van A.L. Abdoellakhan als griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 juli 2020.

Uitspraak

19.2022 ANW

Datum uitspraak: 4 juni 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
29 maart 2019, 18/5531 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (Marokko) (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht (nader) ter zitting te worden gehoord, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante woont in Marokko. De echtgenoot van appellante, geboren in 1954, is op 14 oktober 2004 in Marokko overleden. Appellante heeft een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd. Daarbij zijn de vragen over tijdvakken van wonen en werken van haar echtgenoot in Nederland met een vraagteken beantwoord.
1.2.
Bij besluit van 30 januari 2018 heeft de Svb deze aanvraag afgewezen op de grond dat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Bij beslissing op bezwaar van 14 augustus 2008 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 30 januari 2018 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat de echtgenoot niet verzekerd was voor de ANW en ook niet verzekerd was ingevolge de wetgeving van Marokko. Ook is niet gebleken dat de echtgenoot heeft deelgenomen aan de vrijwillige verzekering voor de ANW.
3. In hoger beroep heeft appellante gewezen op haar slechte financiële situatie en gesteld dat haar echtgenoot bij zijn overlijden een ouderdomspensioen uit Nederland ontving.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen worden ten volle onderschreven. De moeilijke financiële situatie van appellante leidt niet tot een verplichting van de Svb om appellante in weerwil van de wettelijke bepalingen van de ANW een nabestaandenuitkering toe te kennen.
4.2.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum als voorzitter, in tegenwoordigheid van A.L. Abdoellakhan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2020.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) A.L. Abdoellakhan
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale), statue:
confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par M.A.H. van Dalen-van Bekkum en présence de A.L. Abdoellakhan en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 20-07-2020.
Les intéressés et les organes d'administration auront le droit à présenter une opposition écrite contre la présente décision, dans les six semaines suivantes à la notification de la copie, à la Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale), Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT.
L'intéressé présentant l'opposition pourra demander d'avoir l'opportunité d'être entendu sur son opposition.