ECLI:NL:CRVB:2020:1186
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juni 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 september 2019. Appellant had hoger beroep ingesteld, maar het beroepschrift was niet tijdig ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn was verstreken. Appellant stelde dat hij de uitspraak pas op 8 november 2019 had ontvangen, maar de Raad oordeelde dat het beroepschrift op 11 december 2019 was ontvangen, terwijl de laatste dag voor indienen 31 oktober 2019 was. Hierdoor was het beroepschrift niet tijdig ingediend.
Daarnaast was appellant ook niet in staat om het verschuldigde griffierecht van € 128,- tijdig te betalen. De Raad had appellant herhaaldelijk gewezen op de verplichting om het griffierecht te betalen, maar dit was niet binnen de gestelde termijnen gebeurd. De Raad concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat appellant niet in verzuim was geweest. Gezien deze omstandigheden verklaarde de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk, zonder verder onderzoek te doen naar andere aspecten van de zaak. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van beroepschriften en de betaling van griffierechten in het bestuursrecht. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending van het afschrift.