ECLI:NL:CRVB:2020:1167

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 juni 2020
Publicatiedatum
3 juni 2020
Zaaknummer
19/4834 PW-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep inzake bijzondere bijstand

In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.S. Vlieger, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Het verzoek om voorlopige voorziening werd ingetrokken omdat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam op 18 december 2019 heeft aangegeven voornemens te zijn de gevraagde bijzondere bijstand te verstrekken. Dit leidde tot de conclusie dat het verzoek om voorlopige voorziening niet langer nodig was, aangezien het bestuursorgaan tegemoet was gekomen aan de verzoeker.

De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak de proceskosten van verzoeker aan het college opgelegd. De kosten zijn begroot op € 525,- voor het indienen van het verzoekschrift. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker zich voor vergoeding van het betaalde griffierecht rechtstreeks tot het college kan wenden. De uitspraak is gedaan op 2 juni 2020 en is openbaar uitgesproken.

De uitspraak is gedaan door de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep, E.C.R. Schut, in aanwezigheid van griffier P.A.M. Hulsdouw. De beslissing is genomen zonder dat er een zitting heeft plaatsgevonden, aangezien het college geen verweerschrift heeft ingediend en het onderzoek ter zitting achterwege is gelaten.

Uitspraak

19/4834 PW-VV
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het verzoek om voorlopige voorziening tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 september 2019, 19/4519 en 19/4520 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak: 2 juni 2020
PROCESVERLOOP
Namens verzoeker heeft mr. J.S. Vlieger, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Bij brief van 21 november 2019 heeft mr. Vlieger namens verzoeker verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij fax van 19 december 2019 heeft mr. Vlieger namens verzoeker het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 8:84, vijfde lid, vijfde lid, gelezen in samenhang met artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan in geval van intrekking van het verzoek tot treffen van een voorlopige voorziening omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb worden veroordeeld.
Het verzoek om voorlopige voorziening is ingetrokken omdat het college bij brief van 18 december 2019 heeft bericht voornemens te zijn de gevraagde bijzondere bijstand te verstrekken. Hierdoor aan het verzoek omtrent een voorlopige voorziening zal worden tegemoetgekomen.
Het voorgaande betekent dat aanleiding bestaat het college te veroordelen in de proceskosten van verzoeker. Deze kosten worden begroot op € 525,- voor het indienen van het verzoekschrift.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan verzoeker zich rechtstreeks tot het college wenden.

BESLISSING

De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de kosten van verzoeker tot een bedrag van € 525,-.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van
P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2020.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) P.A.M. Hulsdouw