ECLI:NL:CRVB:2020:1136
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van de beëindiging van ziekengeld op basis van medische beoordeling en deskundigenrapport
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het ziekengeld van appellant per 4 februari 2016. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, maar de Raad oordeelt dat de rechtbank ten onrechte de juistheid en zorgvuldigheid van het medisch onderzoek door het Uwv heeft onderschreven. Appellant, die zich op 16 oktober 2015 ziek meldde met spanningsklachten, had op 4 februari 2016 een medisch onderzoek ondergaan waarbij hij door een arts van het Uwv geschikt werd geacht voor zijn werk. Dit besluit werd later door het Uwv bevestigd, maar appellant betwistte dit en stelde dat hij ten onrechte hersteld was verklaard.
De Raad heeft deskundigen ingeschakeld die concludeerden dat appellant op de datum in geding leed aan PTSS, wat niet eerder was vastgesteld. De deskundigen gaven aan dat appellant op 4 februari 2016 niet in staat was om zijn werk te verrichten, en dat de eerdere medische beoordelingen niet voldoende waren gemotiveerd. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit van het Uwv niet berustte op een deugdelijke motivering en dat de rechtbank dit ten onrechte had onderschreven. De Raad heeft het beroep van appellant gegrond verklaard, het besluit van 4 februari 2016 herroepen en bepaald dat het ziekengeld van appellant per die datum moet worden voortgezet. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant.