ECLI:NL:CRVB:2020:1132
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken gronden en niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M.T.A.M. Mes, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had op 12 december 2019 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/1263. Het hoger beroep werd ingesteld op 26 mei 2020, maar het ingediende beroepschrift bevatte geen gronden. De Raad heeft appellant in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen, maar appellant heeft geen actie ondernomen. In een brief van 9 januari 2020 werd appellant gevraagd om binnen vier weken de gronden van het beroep in te dienen, maar deze termijn is ongebruikt verstreken. Appellant heeft vervolgens aangegeven dat hij niet langer vertegenwoordigd wilde worden door zijn advocaat en verzocht om verdere correspondentie rechtstreeks met hem te voeren.
De Raad heeft appellant opnieuw uitgenodigd om de gronden in te dienen en hem gewezen op de gevolgen van het niet indienen van deze gronden. Ook is appellant gewezen op de verplichting om griffierecht te betalen, wat hij eveneens niet heeft gedaan. De Raad heeft appellant meerdere keren gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht, maar ook deze termijnen zijn ongebruikt verstreken. Gezien het ontbreken van de beroepsgronden en het niet tijdig betalen van het griffierecht, heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. De uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 mei 2020.