ECLI:NL:CRVB:2020:1124

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 mei 2020
Publicatiedatum
22 mei 2020
Zaaknummer
19/5109 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding en niet tijdige betaling griffierecht

In deze zaak heeft appellant, woonachtig in Marokko, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 augustus 2019. De Centrale Raad van Beroep heeft op 22 mei 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De reden hiervoor is dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend en het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald.

Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een beroepschrift binnen zes weken na bekendmaking van de uitspraak te worden ingediend. De uitspraak van de rechtbank was op 22 augustus 2019 aan partijen bekendgemaakt, en het beroepschrift is pas op 11 december 2019 ontvangen, terwijl het op 28 november 2019 ter post was bezorgd. Dit betekent dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.

Daarnaast is appellant in een brief van 9 januari 2020 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht van € 128, dat uiterlijk 28 dagen na de verzending van de brief op de rekening moest zijn bijgeschreven. Appellant heeft echter het griffierecht niet tijdig betaald, wat ook bijdraagt aan de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. Appellant heeft wel een medische verklaring overlegd waarin staat dat hij wegens ziekte niet in staat was om tijdig hoger beroep in te stellen, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er geen reden is om aan te nemen dat appellant niet in verzuim is geweest.

De Centrale Raad van Beroep heeft daarom zonder verder onderzoek besloten dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van griffier P.A.M. Hulsdouw, en is openbaar uitgesproken op 22 mei 2020.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
22 augustus 2019, 19/1817 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank
Datum uitspraak: 22 mei 2020
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 9 januari 2020 is appellant erop gewezen dat een griffierecht van € 128 is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 9 februari 2020 is appellant nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief dient te zijn bijgeschreven op de in die brief genoemde bankrekening dan wel contant moet zijn betaald op het bezoekadres van de Raad. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellant er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Voorts is ingevolge de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 bepaald dat het beroep tijdig moet zijn ingediend. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in op de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekend gemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 22 augustus 2019 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 11 december 2019 per post op de griffie ontvangen. Het is, gezien de poststempel op de enveloppe, op 28 november 2019 ter post bezorgd.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Bij brief van 9 januari 2020 is aan appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellant heeft daarop bij brief van 13 februari 2020 geantwoord dat hij wegens ziekte niet in staat was tijdig hoger beroep in te stellen en overlegt daarbij een medische verklaring.
Uit deze verklaring blijkt dat appellant sinds augustus 2019 onder medische behandeling staat wegens astmatische klachten.
Ten aanzien van beide hiervoor genoemde onderwerpen kan op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat de indiener niet in verzuim is geweest.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2020.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) P.A.M. Hulsdouw
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.