ECLI:NL:CRVB:2020:1124
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding en niet tijdige betaling griffierecht
In deze zaak heeft appellant, woonachtig in Marokko, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 augustus 2019. De Centrale Raad van Beroep heeft op 22 mei 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De reden hiervoor is dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend en het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald.
Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een beroepschrift binnen zes weken na bekendmaking van de uitspraak te worden ingediend. De uitspraak van de rechtbank was op 22 augustus 2019 aan partijen bekendgemaakt, en het beroepschrift is pas op 11 december 2019 ontvangen, terwijl het op 28 november 2019 ter post was bezorgd. Dit betekent dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Daarnaast is appellant in een brief van 9 januari 2020 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht van € 128, dat uiterlijk 28 dagen na de verzending van de brief op de rekening moest zijn bijgeschreven. Appellant heeft echter het griffierecht niet tijdig betaald, wat ook bijdraagt aan de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. Appellant heeft wel een medische verklaring overlegd waarin staat dat hij wegens ziekte niet in staat was om tijdig hoger beroep in te stellen, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er geen reden is om aan te nemen dat appellant niet in verzuim is geweest.
De Centrale Raad van Beroep heeft daarom zonder verder onderzoek besloten dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van griffier P.A.M. Hulsdouw, en is openbaar uitgesproken op 22 mei 2020.