ECLI:NL:CRVB:2020:1113
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. G.J. de Kaste, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had in haar uitspraak van 9 augustus 2019, onder nummer 19/1788, de zaak niet ontvankelijk verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 mei 2020 geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht van € 128,- niet binnen de gestelde termijn was betaald. De gemachtigde van appellante was herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, zowel in een brief van 24 september 2019 als in een aangetekende brief van 25 oktober 2019. In deze brieven werd duidelijk gemaakt dat het griffierecht uiterlijk 28 dagen na de verzending van de eerste brief en binnen vier weken na de tweede brief op de aangegeven bankrekening moest zijn bijgeschreven of contant moest worden betaald. Aangezien het griffierecht niet tijdig was voldaan, kon de Centrale Raad van Beroep niet anders concluderen dan dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan door belanghebbenden en het bestuursorgaan worden aangevochten binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak.