ECLI:NL:CRVB:2020:1110
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 mei 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 1 juli 2019. Appellant, vertegenwoordigd door mr. A.A. Namaki, had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, maar het griffierecht was niet binnen de gestelde termijn betaald. De Raad heeft in zijn overwegingen verwezen naar artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Tevens is in artikel 8:108 van de Awb aangegeven dat deze bepaling ook van toepassing is op hoger beroep.
De gemachtigde van appellant is herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht van € 128,-, met duidelijke termijnen voor betaling. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet tijdig voldaan. De Raad concludeert dat op basis van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat verder onderzoek nodig was. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gedaan en kan door belanghebbenden en het bestuursorgaan worden aangevochten binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak. De indiener van het verzetschrift kan daarbij verzoeken om gehoord te worden.