ECLI:NL:CRVB:2020:1109
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. E. Kafa, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 2 september 2019. De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 mei 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 19/4312 PW. De zaak betreft een niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald.
Volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verschuldigd griffierecht van toepassing op de indiener van het beroepschrift. Appellante is op 2 november 2019 door haar gemachtigde gewezen op de verplichting om het griffierecht van € 128,- tijdig te betalen. Ondanks een tweede herinnering op 3 december 2019, is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn voldaan.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er geen reden is om aan te nemen dat appellante niet in verzuim is geweest. Gezien het feit dat het griffierecht niet tijdig is betaald, is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan door belanghebbenden en het bestuursorgaan worden aangevochten binnen zes weken na verzending van het afschrift.