ECLI:NL:CRVB:2020:1088

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 mei 2020
Publicatiedatum
12 mei 2020
Zaaknummer
20/111 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep wegens te late indiening van het beroepschrift

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 mei 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 20/111 PW. De rechtbank had eerder op 26 november 2019 een uitspraak gedaan in de zaak met nummer 18/2686. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend. Volgens de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken, welke termijn ingaat op de dag na de bekendmaking van de uitspraak aan de partijen. In dit geval is de uitspraak op 27 november 2019 aan partijen bekendgemaakt, en het beroepschrift is pas op 9 januari 2020 per fax ontvangen. Hierdoor is het beroepschrift niet tijdig ingediend, en is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

De Raad heeft ook overwogen dat indien een beroepschrift na afloop van de termijn wordt ingediend, de niet-ontvankelijkverklaring achterwege kan blijven als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. In dit geval heeft de appellant niet gereageerd op een verzoek om uitleg over de termijnoverschrijding, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak van de rechtbank blijft daarmee in stand, en er wordt een griffierecht van € 519,- opgelegd aan de appellant. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding gegeven.

Uitspraak

Datum uitspraak: 12 mei 2020
20/111 PW, 20/112 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
26 november 2019, 18/2686
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch (appellant)
[betrokkene 1] en [betrokkene 2] te België

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 27 november 2019 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 9 januari 2020 per fax ontvangen.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 3 februari 2020 is aan appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellant heeft daarop niet gereageerd.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Nu de aangevallen uitspraak in stand blijft, dient van appellant een griffierecht van
€ 519,- te worden geheven.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
  • verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat van appellant een griffierecht van € 519,- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2020.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.