ECLI:NL:CRVB:2020:1085

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 mei 2020
Publicatiedatum
12 mei 2020
Zaaknummer
19/5133 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 mei 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die in beroep was gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellant, woonachtig in Marokko, had op 14 december 2019 een brief ontvangen waarin hij werd gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht van € 128,-. In deze brief werd aangegeven dat het bedrag uiterlijk 28 dagen na verzending op de aangegeven bankrekening moest zijn bijgeschreven. Op 14 januari 2020 ontving appellant een aangetekende brief waarin hij opnieuw werd gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, met de mededeling dat dit binnen vier weken na de datum van de brief moest zijn voldaan.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het griffierecht niet tijdig was betaald en dat er geen reden was om aan te nemen dat appellant niet in verzuim was geweest. Hierdoor werd het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in aanwezigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven. De beslissing werd openbaar uitgesproken en partijen werd de mogelijkheid geboden om binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak schriftelijk verzet te doen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 8 mei 2020
19/5133 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
12 november 2019, 19/282
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 14 december 2019 is appellant erop gewezen dat een griffierecht van € 128,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 14 januari 2020 is appellant nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief op de in die brief genoemde bankrekening dient te zijn bijgeschreven dan wel contant moet zijn betaald op het bezoekadres van de Raad. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellant er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2020.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale) déclare le recours interjeté non-recevable.
Par conséquent, décidée par M.A.H. van Dalen- van Bekkum et D.W.M. Kaldenhoven en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 8 mai 2020.
Les intéressés et les organes d'administration auront le droit à présenter une opposition écrite contre la présente décision, dans les six semaines suivantes à la notification de la copie, à la Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale), Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. L'intéressé présentant l'opposition pourra demander d'avoir l'opportunité d'être entendu sur son opposition.