ECLI:NL:CRVB:2020:1085
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 mei 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die in beroep was gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellant, woonachtig in Marokko, had op 14 december 2019 een brief ontvangen waarin hij werd gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht van € 128,-. In deze brief werd aangegeven dat het bedrag uiterlijk 28 dagen na verzending op de aangegeven bankrekening moest zijn bijgeschreven. Op 14 januari 2020 ontving appellant een aangetekende brief waarin hij opnieuw werd gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, met de mededeling dat dit binnen vier weken na de datum van de brief moest zijn voldaan.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het griffierecht niet tijdig was betaald en dat er geen reden was om aan te nemen dat appellant niet in verzuim was geweest. Hierdoor werd het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in aanwezigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven. De beslissing werd openbaar uitgesproken en partijen werd de mogelijkheid geboden om binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak schriftelijk verzet te doen.