ECLI:NL:CRVB:2020:1003
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en medisch onderzoek in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellante, die zich ziek had gemeld met herniaklachten, betwistte de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar geen WIA-uitkering toe te kennen. De rechtbank had geoordeeld dat het medisch onderzoek door de artsen van het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om aan hun medisch oordeel te twijfelen. Appellante had geen objectieve medische informatie overgelegd die haar standpunt ondersteunde. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had in zijn rapport gemotiveerd dat de door appellante ervaren klachten van het fasciculatiesyndroom geen reden gaven voor een urenbeperking. De Centrale Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante op goede gronden had vastgesteld op minder dan 35%. De Raad concludeerde dat er geen noodzaak was voor een urenbeperking en dat het rapport van de verzekeringsarts niet in strijd was met het verbod van vooringenomenheid. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.