ECLI:NL:CRVB:2019:980

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 maart 2019
Publicatiedatum
25 maart 2019
Zaaknummer
17/6358 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van uitkeringen zonder dringende redenen in het bestuursrecht

Op 12 maart 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 17/6358 PW-PV, waarin het hoger beroep van de appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 augustus 2017 werd behandeld. De appellante, vertegenwoordigd door mr. J.W.F. Menick, had in hoger beroep aangevoerd dat de rechtsoverwegingen 8 en 9.2 van de aangevallen uitspraak niet juist waren. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. D. Ahmed, was de andere partij in deze procedure.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat de beroepsgrond van de appellante niet slaagde. De rechtsoverwegingen van de rechtbank werden volledig onderschreven door de Raad. De relevante artikelen uit de Participatiewet (PW), met name artikel 54, derde lid, en artikel 58, eerste lid, laten geen ruimte voor een belangenafweging. Het college kan alleen geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering als er sprake is van dringende redenen, zoals onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen van de terugvordering. In deze zaak was er geen sprake van dergelijke dringende redenen.

De uitspraak werd in het openbaar gedaan en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De griffier, L. Hagendijk, en het lid van de enkelvoudige kamer, E.C.R. Schut, hebben de uitspraak ondertekend.

Uitspraak

17 6358 PW-PV, 17/6359 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 12 maart 2019
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 augustus 2017, 16/8194 en 17/51 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

PROCESVERLOOP

Zitting heeft: E.C.R. Schut, lid van de enkelvoudige kamer.
Griffier: L. Hagendijk.
Namens appellante is verschenen mr. J.W.F. Menick. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D. Ahmed.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtsoverwegingen 8 en 9.2 van de aangevallen uitspraak niet juist zijn. Deze beroepsgrond slaagt niet. De Raad kan zich geheel vinden in deze rechtsoverwegingen en onderschrijft deze. Artikel 54, derde lid, en artikel 58, eerste lid, van de Participatiewet (PW) laten geen ruimte voor een belangenafweging. Het college kan op grond van artikel 58, achtste lid, van de PW alleen geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering als sprake is van dringende redenen. Deze dringende redenen kunnen alleen gelegen zijn in onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen van de terugvordering. Daarvan is in dit geval geen sprake.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) L. Hagendijk (getekend) E.C.R. Schut
md