ECLI:NL:CRVB:2019:857
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op basis van onduidelijke financiële situatie
Op 5 maart 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een aanvraag om bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) door appellant, die eerder eigenaar was van een eetcafé dat failliet ging. Appellant had bijstand aangevraagd, maar het college van burgemeester en wethouders van zijn woonplaats heeft de aanvraag afgewezen omdat appellant niet alle gevraagde gegevens tijdig had verstrekt. In een later besluit heeft het college de aanvraag inhoudelijk beoordeeld en afgewezen op basis van onvoldoende bewijs van de financiële situatie van appellant.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, omdat appellant niet kon aantonen hoe hij in zijn levensonderhoud heeft voorzien. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van leningen die appellant had overgelegd onvoldoende duidelijkheid boden. Bovendien bleek uit onderzoek dat appellant als leidinggevende op de horeca-vergunning stond vermeld, maar hij kon hiervoor geen aannemelijke verklaring geven. Appellant heeft in hoger beroep zijn eerdere argumenten herhaald, maar de Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank gemotiveerd op deze gronden is ingegaan en dat er geen nieuwe redenen zijn aangevoerd die de eerdere beslissing zouden kunnen ondermijnen.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellant afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad concludeert dat de financiële situatie van appellant onduidelijk blijft, waardoor het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.