ECLI:NL:CRVB:2019:845
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering nabestaandenuitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en deskundigenrapporten
In deze zaak heeft appellante, na het overlijden van haar echtgenoot op 17 mei 2014, een nabestaandenuitkering aangevraagd op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW). Appellante stelde zich meer dan 45% arbeidsongeschikt te achten. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft echter, op advies van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), besloten om de aanvraag te weigeren, omdat appellante volgens hun rapporten slechts 0% arbeidsongeschikt was. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar beperkingen niet correct zijn ingeschat en dat er onvoldoende rekening is gehouden met het rapport van haar partijdeskundige, psychiater M. Kazemier. De Svb heeft verzocht om de eerdere uitspraak te bevestigen. De Centrale Raad van Beroep heeft een deskundige, L. Greveling-Fockens, benoemd om de situatie van appellante te beoordelen. Deze deskundige concludeerde dat de FML van 17 juli 2014, die de beperkingen van appellante vastlegde, correct was en dat appellante in staat was om 40 uur per week te werken.
De Raad heeft vastgesteld dat de deskundige op zorgvuldige wijze tot haar conclusies is gekomen en dat er geen reden is om het rapport niet te volgen. De Raad oordeelt dat de Svb terecht de aanvraag voor de nabestaandenuitkering heeft afgewezen, omdat appellante op de datum in geding minder dan 45% arbeidsongeschikt was. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.