In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Delft. Appellante ontvangt sinds 7 december 2007 bijstand en heeft op 28 september 2015 een ongeval gehad, waardoor zij lichamelijk ernstig beperkt is. Het college heeft appellante meegedeeld dat zij onderworpen is aan arbeids- en re-integratieverplichtingen. Na bezwaar van appellante heeft Salude Deskundige Dienst op verzoek van het college een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Salude concludeert dat appellante slechts in staat is om gedurende drie dagen per week een uur per dag vrijwilligerswerk te verrichten.
Op basis van het advies van Salude heeft het college appellante bij besluit van 14 juni 2017 vrijgesteld van het merendeel van de arbeidsverplichtingen. Echter, bij een later besluit op 17 juli 2017 heeft het college het bezwaar van appellante tegen het besluit van 14 juni 2017 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep tegen dit bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellante is het hier niet mee eens en gaat in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat uit artikel 9, lid 5, van de Participatiewet (PW) volgt dat de arbeidsverplichtingen niet van toepassing zijn op iemand die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Het rapport van Salude toont aan dat appellante duurzaam beperkt belastbaar is en dat de afstand tot de arbeidsmarkt niet te overbruggen is. De rechtbank en het college hebben dit niet onderkend, waardoor het hoger beroep slaagt. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, het beroep wordt gegrond verklaard en het college wordt veroordeeld in de proceskosten van appellante.