ECLI:NL:CRVB:2019:773

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 februari 2019
Publicatiedatum
8 maart 2019
Zaaknummer
18/2398 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet in hoger beroep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 februari 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Het hoger beroep was niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald en het hogerberoepschrift niet op tijd was ingediend. De Raad heeft vastgesteld dat de laatste dag voor het indienen van een verzetschrift 21 november 2018 was. Het door appellant ingediende verzetschrift was gedateerd op 5 november 2018, maar werd pas op 29 november 2018 door de Raad ontvangen, wat betekent dat de termijn voor indiening was overschreden. Appellant heeft geen verklaring gegeven voor deze termijnoverschrijding, en er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die deze overschrijding verschoonbaar maken. Daarom heeft de Raad het verzet niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is bepaald dat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 126,- door de griffier aan appellant zal worden terugbetaald. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.

Uitspraak

Datum uitspraak: 15 februari 2019
18/2398 WAO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak, bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 januari 2018, 17/3164 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
Zitting heeft: H.C.P. Venema
Griffier: M.A.A. Traousis
Ter zitting is niemand verschenen

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het verzet niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 126,- door de griffier van de
Raad aan appellant wordt terugbetaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 10 oktober 2018 heeft de Raad het hoger beroep van appellant tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk omdat het griffierecht niet tijdig is betaald en het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend.
De Raad ziet zich allereerst, ambtshalve, gesteld voor de vraag naar de ontvankelijkheid van het verzet.
De laatste dag waarop tijdig een verzetschrift kon worden ingediend, was 21 november 2018. Het door appellant ingediende verzetschrift is gedateerd op 5 november 2018, is blijkens de poststempel op 19 november 2018 ter post bezorgd en op 29 november 2018 bij de Raad ontvangen. De termijn voor het indienen van een verzetschrift is aldus overschreden.
Bij brief van 3 december 2018 heeft de Raad bij appellant geïnformeerd naar de reden van de termijnoverschrijding. Appellant heeft geen verklaring gegeven voor het overschrijden van de termijn.
Van feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, is niet gebleken.
Dit betekent dat het verzet niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Het bedrag van het te laat betaalde griffierecht (€ 126,-) zal door de griffier van de Raad aan appellant worden terugbetaald.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) M.A.A. Traousis (getekend) H.C.P. Venema