ECLI:NL:CRVB:2019:769
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de buitenbehandelingstelling van een aanvraag om bijstand wegens het niet overleggen van financiële gegevens
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 11 augustus 2017. De appellant, die niet is verschenen, had een aanvraag om bijstand ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het college heeft deze aanvraag buiten behandeling gesteld op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht, omdat de appellant de gevraagde financiële gegevens niet heeft overgelegd. De Raad oordeelt dat de gevraagde gegevens, met name over de inkomen- en vermogenssituatie van de appellant vanaf februari 2016, van belang zijn voor de beoordeling van de aanvraag. De appellant heeft slechts één bankafschrift overgelegd van een in Nederland geopende rekening, maar geen gegevens over de periode dat hij in Egypte woonde en werkte. De Raad concludeert dat het college terecht om deze gegevens heeft gevraagd, aangezien deze relevant zijn voor het recht op bijstand. De beroepsgrond van de appellant dat hij niet over de gevraagde gegevens kon beschikken, wordt verworpen, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in bewijsnood verkeerde. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.