ECLI:NL:CRVB:2019:769

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 februari 2019
Publicatiedatum
8 maart 2019
Zaaknummer
17/6424 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de buitenbehandelingstelling van een aanvraag om bijstand wegens het niet overleggen van financiële gegevens

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 11 augustus 2017. De appellant, die niet is verschenen, had een aanvraag om bijstand ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het college heeft deze aanvraag buiten behandeling gesteld op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht, omdat de appellant de gevraagde financiële gegevens niet heeft overgelegd. De Raad oordeelt dat de gevraagde gegevens, met name over de inkomen- en vermogenssituatie van de appellant vanaf februari 2016, van belang zijn voor de beoordeling van de aanvraag. De appellant heeft slechts één bankafschrift overgelegd van een in Nederland geopende rekening, maar geen gegevens over de periode dat hij in Egypte woonde en werkte. De Raad concludeert dat het college terecht om deze gegevens heeft gevraagd, aangezien deze relevant zijn voor het recht op bijstand. De beroepsgrond van de appellant dat hij niet over de gevraagde gegevens kon beschikken, wordt verworpen, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in bewijsnood verkeerde. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

17.6424 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 11 augustus 2017, 16/10104 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellqant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (college)
Datum uitspraak: 19 februari 2019
Zitting heeft: O.L.H.W.I. Korte als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: S.A. de Graaff
Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door D.L. Swart.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het college heeft de aanvraag om bijstand van appellant van 12 mei 2016 met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld. De grondslag van dat besluit is dat appellant de door het college gevraagde gegevens, met name gegevens over zijn inkomen- en vermogenssituatie vanaf februari 2016, niet heeft verstrekt, ook niet nadat hem daartoe een nadere termijn was gegeven. De gevraagde gegevens waren, anders dan appellant stelt, van belang voor de beoordeling van de aanvraag. Omdat appellant tot 31 maart 2016 25 jaar in Egypte heeft gewoond en gewerkt, mag het college vragen om financiële gegevens voorafgaand aan zijn verblijf in Nederland. Die zijn immers van belang voor het recht op bijstand. Appellant heeft slechts één bankafschrift van een in Nederland in april 2016 geopende rekening overgelegd, maar geen financiële gegevens over de daaraan voorafgaande periode van zijn verblijf in Egypte.
De beroepsgrond van appellant dat hij niet over de gevraagde gegevens kon beschikken, slaagt niet. Hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in bewijsnood verkeerde. Nu de vader en de echtgenote van appellant in Egypte verblijven, valt ook niet in te zien waarom appellant de gevraagde gegevens niet kon verstrekken.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) S.A. de Graaff (getekend) O.L.H.W.I. Korte

LO