ECLI:NL:CRVB:2019:702
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op WIA-uitkering na zorgvuldige verzekeringsgeneeskundige beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 februari 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. Appellant, die zich op 24 juli 2013 ziek meldde wegens psychische klachten, had een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv had vastgesteld dat appellant per 22 juli 2015 niet meer dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor hij geen recht op een WIA-uitkering had. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn psychische beperkingen te licht waren ingeschat. De rechtbank had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de door het Uwv vastgestelde beperkingen juist waren. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunten, maar de Raad oordeelde dat de FML, die was opgesteld op basis van de bevindingen van de psychiater, voldoende rekening hield met zijn beperkingen. De Raad concludeerde dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellant, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.