ECLI:NL:CRVB:2019:670
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake WUBO besluit
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 februari 2019 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 9 november 2017, waarin zijn beroep tegen een besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad niet-ontvankelijk was verklaard. Appellant, vertegenwoordigd door mr. J.J. Brosius, stelde dat hij het WUBO besluit van 20 oktober 2016 niet had ontvangen, maar alleen het WUV besluit. Hij ging ervan uit dat er één besluit was genomen op beide aanvragen en dat hij beroep had ingesteld tegen de afwijzing van beide aanvragen.
Tijdens de zitting op 15 februari 2019 werd de vertegenwoordiger van verweerder, A.L. van de Wiel, gevraagd naar de wijze van verzending van de besluiten. Verweerder kon echter geen bewijs overleggen dat het WUBO besluit samen met het WUV besluit in één enveloppe was verzonden. De Raad concludeerde dat niet was komen vast te staan dat het WUBO besluit op 21 oktober 2016 aan appellant was verzonden.
De Centrale Raad van Beroep verklaarde het verzet gegrond, waardoor de eerdere uitspraak van 9 november 2017 verviel en het onderzoek werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van griffier M.A.A. Traousis.