ECLI:NL:CRVB:2019:670

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 februari 2019
Publicatiedatum
28 februari 2019
Zaaknummer
17/5853 WUBO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake WUBO besluit

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 februari 2019 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 9 november 2017, waarin zijn beroep tegen een besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad niet-ontvankelijk was verklaard. Appellant, vertegenwoordigd door mr. J.J. Brosius, stelde dat hij het WUBO besluit van 20 oktober 2016 niet had ontvangen, maar alleen het WUV besluit. Hij ging ervan uit dat er één besluit was genomen op beide aanvragen en dat hij beroep had ingesteld tegen de afwijzing van beide aanvragen.

Tijdens de zitting op 15 februari 2019 werd de vertegenwoordiger van verweerder, A.L. van de Wiel, gevraagd naar de wijze van verzending van de besluiten. Verweerder kon echter geen bewijs overleggen dat het WUBO besluit samen met het WUV besluit in één enveloppe was verzonden. De Raad concludeerde dat niet was komen vast te staan dat het WUBO besluit op 21 oktober 2016 aan appellant was verzonden.

De Centrale Raad van Beroep verklaarde het verzet gegrond, waardoor de eerdere uitspraak van 9 november 2017 verviel en het onderzoek werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van griffier M.A.A. Traousis.

Uitspraak

Datum uitspraak: 22 februari 2019
17/5853 WUBO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het geding tussen:
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht van
9 november 2017 heeft de Raad het namens appellant door mr. J.J. Brosius ingediende beroep tegen het besluit van verweerder van 20 oktober 2016 niet-ontvankelijk verklaard.
Namens appellant heeft mr. Brosius verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 13 november 2018. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Brosius. Verweerder heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
Het onderzoek is heropend na de zitting.
Het verzet is vervolgens behandeld ter zitting van 15 februari 2019. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Brosius. Verweerder heeft zich door A.L. van de Wiel laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 9 november 2017 berust op de overwegingen dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In het verzetschrift en ter zitting van 13 november 2018 heeft de gemachtigde van appellant - voor zover thans van belang - te kennen gegeven dat appellant het WUBO besluit van
20 oktober 2016 niet heeft ontvangen. Appellant heeft alleen een WUV besluit van
20 oktober 2016 ontvangen. Appellant verkeerde in de veronderstelling dat verweerder één besluit had genomen op zijn beide aanvragen en is er van uit gegaan dat hij beroep instelde tegen de afwijzing op beide aanvragen.
De Raad heeft aanleiding gezien het onderzoek na de zitting van 13 november 2018 te heropenen en verweerder op te roepen voor de zitting van 15 februari 2019.
Ter zitting is verweerder gevraagd naar de wijze van verzending van de besluiten. Verweerder heeft - kort weergegeven - aangevoerd dat uit een schermprint blijkt dat de tekst van de besluiten op 21 oktober 2016 is vastgesteld. Het is gebruikelijk dat aldus vastgestelde besluiten diezelfde dag of een dag later worden verzonden. Voorts is het gebruikelijk dat meerdere besluiten, met een begeleidende brief, in één enveloppe worden verstuurd. Uit de begeleidende brief moet worden afgeleid dat er meerdere besluiten worden toegezonden.
Verweerder heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat op 21 oktober 2016 een aangetekende brief met daarin het WUV en het WUBO besluit is verzonden naar appellant. Niet in geding is dat appellant het bij brief van 21 oktober 2016 verzonden WUV besluit heeft ontvangen. Niet is komen vast te staan dat het WUBO besluit met het WUV besluit in één enveloppe is verzonden. Onder deze omstandigheden is de verzending van het WUBO besluit aan appellant op 21 oktober 2016 niet komen vast te staan.
Dit betekent dat het verzet gegrond wordt verklaard, de uitspraak van de Raad van
9 november 2017 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van M.A.A. Traousis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2019.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) M.A.A. Traousis

OS