ECLI:NL:CRVB:2019:67
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor huurbijdrage op basis van medische noodzaak
Op 10 januari 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak tussen appellante, een vervolgde en uitkeringsgerechtigde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv), en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Appellante had een aanvraag ingediend voor een vergoeding voor huurbijdrage, welke eerder was afgewezen op de grond dat de voorziening niet in verband stond met haar psychische klachten, maar voortvloeide uit haar financiële situatie. De Raad heeft vastgesteld dat appellante psychische klachten heeft die verband houden met haar vervolging, maar dat de medische noodzaak voor de gevraagde huurbijdrage ontbreekt. Dit standpunt is in overeenstemming met de adviezen van geneeskundig adviseurs, die hebben aangegeven dat de verhuizing naar een nieuw verzorgingshuis niet medisch noodzakelijk is. De Raad heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is dat de verhuizing naar het nieuwe verzorgingshuis een medische noodzaak met zich meebrengt, en dat de keuze voor deze locatie voornamelijk gebaseerd is op Joods-religieuze motieven. De Raad heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten.