ECLI:NL:CRVB:2019:63

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 januari 2019
Publicatiedatum
10 januari 2019
Zaaknummer
18/3091 PW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdige indiening van hogerberoepschrift en verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 januari 2019 uitspraak gedaan in het verzet van appellante tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar hoger beroep. Het hoger beroep was niet tijdig ingediend, aangezien de laatste dag voor indiening 17 augustus 2017 was en het hogerberoepschrift pas op 4 juni 2018 was ontvangen. De Raad heeft in eerdere uitspraak van 18 september 2018 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Appellante heeft verzet aangetekend en aangevoerd dat zij door medische klachten en vergeetachtigheid niet in staat was om tijdig hoger beroep in te stellen. Tevens heeft zij aangegeven dat haar echtgenoot vaak in het buitenland is en dat zij geen andere familie heeft die haar kan bijstaan.

De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat er geen grond is voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De Raad benadrukt dat appellante zelf verantwoordelijk was voor het inschakelen van hulp van derden, vooral gezien haar bewustzijn van haar situatie. De echtgenoot van appellante was op de hoogte van de procedure en had haar kunnen bijstaan. Gezien deze overwegingen heeft de Raad het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van M.A.E. Lageweg als griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 januari 2019.

Uitspraak

Datum uitspraak: 10 januari 2019
18/3091 PW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 6 juli 2017, 17/802 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Coevorden (college)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 18 september 2018 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 13 november 2018. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot, [naam]. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 18 september 2018 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was
17 augustus 2017. Het hogerberoepschrift is op 4 juni 2018 ontvangen. De termijn voor het instellen van hoger beroep is daarmee - ruim - overschreden.
In verzet heeft appellante aangevoerd dat zij veel medische klachten heeft en vergeetachtig is. Hierdoor was zij niet in staat tijdig hoger beroep in te stellen. Haar echtgenoot werkt in het buitenland en is regelmatig zes weken weg voor zijn werk. Op het moment dat de aangevallen uitspraak werd ontvangen, was haar echtgenoot in het buitenland. Zij heeft hem wel over de uitspraak gesproken. Appellante wil haar dochter niet belasten en er is geen andere familie die appellante kan bijstaan.
De Raad ziet in het door appellante aangevoerde geen grond voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Het had op de weg van appellante gelegen om hulp van derden in te schakelen, juist omdat zij zich ervan bewust was dat zij door de omstandigheden niet steeds in staat was haar belangen goed te behartigen. De Raad merkt daarbij op dat de echtgenoot van appellante op de hoogte was van de procedure bij de rechtbank en door appellante er van in kennis was gesteld dat de aangevallen uitspraak was ontvangen.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van M.A.E. Lageweg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2019.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) M.A.E. Lageweg

LO