ECLI:NL:CRVB:2019:4319

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 december 2019
Publicatiedatum
23 december 2019
Zaaknummer
19/1649 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens overschrijding van de termijn

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 december 2019 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep. Het hoger beroep was eerder niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De appellant, woonachtig in Marokko, had zijn hogerberoepschrift gedateerd op 6 maart 2019, maar dit was pas op 12 april 2019 bij de Raad ontvangen, terwijl de termijn voor indiening op 3 april 2019 was verstreken. Appellant heeft in zijn verzet aangevoerd dat hij wegens ziekte niet in staat was om tijdig hoger beroep in te stellen. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellant geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen rechtvaardigen dat hij niet in verzuim was. Er zijn geen bewijsstukken overgelegd die aantonen dat hij gedurende de gehele beroepstermijn niet in staat was om zijn belangen te behartigen. De Raad heeft daarom het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van griffier E.D. de Jong, en is openbaar uitgesproken op 20 december 2019.

Uitspraak

Datum uitspraak: 20 december 2019
19/1649 WAO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 februari 2019, 18/5562 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 21 augustus 2019 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 15 november 2019. Beide partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 21 augustus 2019 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend was, 3 april 2019. Het door appellant ingediende hogerberoepschrift is gedateerd op 6 maart 2019, is blijkens de poststempel op 2 april 2019 ter post bezorgd en is op 12 april 2019 bij de Raad ontvangen. Het hogerberoepschrift is weliswaar voor het einde van de termijn ter post bezorgd, maar niet binnen een week na afloop van de termijn ontvangen. Derhalve is niet voldaan aan de voorwaarden die in artikel 6:9, tweede lid, van de Awb, zijn gesteld. De termijn voor het indienen van hoger beroep is aldus overschreden.
In verzet heeft appellant nogmaals te kennen dat hij wegens ziekte niet in staat was tijdig hoger beroep in te stellen.
De Raad is van oordeel dat appellant geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat hij niet in verzuim is geweest. Appellant heeft geen bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat hij de gehele beroepstermijn niet in staat is geweest om hoger beroep in te stellen of een derde in te schakelen om zijn belangen te behartigen.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van E.D. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2019.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) E.D. de Jong

OS