ECLI:NL:CRVB:2019:4303
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WGA-vervolguitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
Op 19 december 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die als onderhoudsmedewerker werkte, had zich op 19 maart 2012 ziek gemeld met vermoeidheids- en hartklachten. Na een loongerelateerde WGA-uitkering, die op 17 maart 2014 was toegekend, volgde een WGA-vervolguitkering na afloop van de loongerelateerde periode. In het kader van een herbeoordeling heeft een verzekeringsarts vastgesteld dat appellant belastbaar is met inachtneming van zijn beperkingen. Het Uwv heeft de WGA-vervolguitkering ongewijzigd voortgezet, wat door appellant werd bestreden.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij zij het oordeel van een door haar ingeschakelde neuropsycholoog heeft gevolgd. Deze deskundige concludeerde dat er geen cognitieve stoornissen bij appellant waren geconstateerd. In hoger beroep heeft appellant zijn onvrede geuit over het oordeel van de deskundige en de rechtbank. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht het oordeel van de deskundige heeft gevolgd en dat het Uwv de arbeidsongeschiktheid van appellant correct heeft vastgesteld. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt.