ECLI:NL:CRVB:2019:4293

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 december 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
19/2340 WMO15-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake WMO

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 december 2019 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep. Het hoger beroep was niet tijdig ingediend, aangezien de laatste dag voor indiening 16 mei 2019 was en het hogerberoepschrift pas op 24 mei 2019 was ontvangen. Appellant, vertegenwoordigd door mr. D. Marcus, stelde dat het hogerberoepschrift op 15 mei 2019 via FalkCourier was verzonden, maar de Raad kon niet vaststellen dat dit document daadwerkelijk op tijd was verzonden of ontvangen. De Raad oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. De gemachtigde van appellant had geen objectieve bewijsstukken overgelegd die de tijdige verzending konden onderbouwen. De Raad benadrukte dat het risico van vertraging in de postbezorging voor rekening van de verzender komt. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door C.H. Bangma, in aanwezigheid van griffier E.D. de Jong, en werd openbaar uitgesproken op 20 december 2019.

Uitspraak

Datum uitspraak: 20 december 2019
19/2340 WMO15-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 3 april 2019, 18/3840 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Gilze en Rijen (college)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 7 augustus 2019 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Namens appellant heeft mr. D. Marcus, advocaat, verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 15 november 2019. Namens appellant is mr. Marcus verschenen. Het college is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 7 augustus 2019 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend was 16 mei 2019. Het hogerberoepschrift is op 24 mei 2019 per fax bij de Raad ontvangen. Daarmee staat vast dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend.
In verzet heeft de gemachtigde van appellant te kennen gegeven dat zij het hogerberoepschrift op 15 mei 2019 via FalkCourier heeft verzonden. Het is niet duidelijk of het hogerberoepschrift dat zij op 15 mei 2019 naar de Raad heeft verzonden ook daadwerkelijk niet bij de Raad is ontvangen. Volgens de gemachtigde van appellant was er op 15 mei 2019 sprake van een vertraging in de postbezorging bij Falk Post. De gemachtigde van appellant heeft een interne notitie overgelegd waarop staat vermeld dat het hogerberoepschrift op
15 mei 2019 naar de Raad is verzonden.
De Raad ziet geen feiten of omstandigheden op grond waarvan geoordeeld moet worden dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Het hogerberoepschrift van 15 mei 2019 is niet bij de Raad ontvangen. De gemachtigde van appellant heeft niet met objectieve bewijsstukken onderbouwd dat het hogerberoepschrift ook daadwerkelijk op 15 mei 2019 is verzonden. Het risico dat het poststuk de geadresseerde niet tijdig bereikt, komt voor rekening en risico van de verzender van dat poststuk.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van E.D. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2019.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) E.D. de Jong
IvR