ECLI:NL:CRVB:2019:4288
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.T. Kwaasteniet
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ziekengeld en beoordeling van medische beperkingen in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het ziekengeld van appellante, die zich op 8 augustus 2016 ziek had gemeld met linkerschouder- en armklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had appellante per 16 januari 2017 geschikt geacht voor haar laatst verrichte arbeid en het ziekengeld beëindigd. Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij stelde dat haar beperkingen als gevolg van psychische klachten in samenhang met fysieke klachten waren onderschat.
De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig was geweest. In hoger beroep herhaalde appellante haar argumenten, waaronder het niet meenemen van een recent vastgesteld vitamine B12-tekort in de beoordeling. De Raad oordeelde echter dat appellante ook in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens had overgelegd die haar stellingen konden ondersteunen. De omstandigheid dat het vitamine B12-tekort niet kon worden uitgesloten, was onvoldoende om te concluderen dat de verzekeringsarts de gezondheidstoestand van appellante onjuist had beoordeeld.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat appellante per 16 januari 2017 geschikt was om haar maatgevende arbeid te verrichten. De beslissing van de rechtbank werd onderschreven, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.