Uitspraak
18.1640 ZW
8 februari 2018, 16/3862 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
13 november 2015 het spreekuur van een verzekeringsarts bezocht. Deze arts heeft appellante belastbaar geacht met inachtneming van de beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 13 november 2015. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellante niet in staat is haar eigen werk te doen, maar wel de functies secretaresse, wikkelaar en samensteller kunststof- en rubberindustrie. Op basis daarvan is berekend dat appellante nog 92,92% van haar maatmaninkomen kan verdienen. Het Uwv heeft bij besluit van 14 maart 2016 vastgesteld dat appellante met ingang van 23 april 2016 geen recht meer heeft op ziekengeld, omdat zij per 22 maart 2016 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. In het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 15 juni 2016 aanleiding gezien de FML aan te vullen met beperkingen die zijn verbonden aan de psychische klachten en de vermoeidheidsklachten van appellante. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat appellante op basis van deze FML niet langer in staat kan worden geacht de functies van secretaresse en samensteller kunststof- en rubberindustrie te vervullen. Daarvoor in de plaats zijn de als reserve geselecteerde functies van medewerker tuinbouw en administratief ondersteunend medewerker gehanteerd. De door de arbeidsdeskundige geselecteerde functie van wikkelaar is nog steeds voor appellante geschikt geacht. Berekend is dat appellante nog 84,32% van haar maatmaninkomen kan verdienen. Het Uwv heeft het bezwaar van appellante tegen het besluit van 14 maart 2016 bij besluit van 21 juli 2016 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.