ECLI:NL:CRVB:2019:4273
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.T. Kwaasteniet
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering op basis van verdiencapaciteit en medische beoordeling
Op 19 december 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante, die meer dan 65% van haar maatmaninkomen zou kunnen verdienen. Appellante, die zich op 22 december 2015 ziek meldde met psychische en lichamelijke klachten, had eerder een ZW-uitkering ontvangen. Het Uwv beëindigde deze uitkering per 21 januari 2017, na een beoordeling door een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige, die concludeerden dat appellante in staat was om in bepaalde functies te werken.
In hoger beroep voerde appellante aan dat haar knieklachten op de datum in geding ernstiger waren dan eerder vastgesteld, wat leidde tot een operatie op 1 maart 2017. Het Uwv verwees naar een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, waarin werd gesteld dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de stellingen van appellante konden ondersteunen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellante.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de gronden van appellante in hoger beroep een herhaling waren van eerdere argumenten. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en dat de aangevallen uitspraak moest worden bevestigd. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.