ECLI:NL:CRVB:2019:427
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor kosten rechtsbijstand en consistentie van buitenwettelijk beleid
In deze zaak heeft appellante op 24 juni 2016 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op basis van de Participatiewet (PW) om de kosten van de eigen bijdrage voor rechtsbijstand te dekken. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Hoorn, omdat deze niet binnen de gestelde termijn was ingediend. De rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep tegen deze afwijzing ongegrond. Appellante ging in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep, waar zij aanvoerde dat de kosten van de eigen bijdrage pas opkomen op het moment dat zij een nota van haar advocaat ontvangt. De Raad oordeelde echter dat de kosten van rechtsbijstand opkomen op het moment dat de toevoeging door de Raad voor Rechtsbijstand wordt afgegeven. De Raad bevestigde dat er geen recht op bijzondere bijstand bestaat voor kosten die zijn gemaakt vóór de aanvraagdatum, tenzij bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen. De Raad concludeerde dat het college het buitenwettelijk begunstigend beleid consistent had toegepast en dat de beleidsregel duidelijk was, ondanks de verwarring die de term 'rechter' in de toelichting kon veroorzaken. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.