In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 december 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellant, die zich op 22 mei 2014 ziek meldde, ontving een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 59,03%. Na bezwaar en herbeoordeling door het Uwv werd dit percentage verlaagd naar 56,02%. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn beperkingen onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat de geselecteerde functies niet geschikt zijn voor appellant, gezien zijn medische situatie, waaronder diabetes en hypo-unawareness. De Raad heeft de eerdere uitspraak vernietigd en het beroep van appellant gegrond verklaard. Het Uwv moet nu een nieuwe beslissing op bezwaar nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de bevindingen van de Raad. Tevens is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant, die in totaal € 2741,61 bedragen.