ECLI:NL:CRVB:2019:4258

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 december 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
18/495 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ZW-uitkering na toetsing verbetering belastbaarheid in het tweede ziektejaar

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die zich op 19 januari 2015 ziek meldde met nek- en armklachten, had een Ziektewet-uitkering ontvangen. Na een toetsing van zijn belastbaarheid in het tweede ziektejaar, concludeerde het Uwv dat appellant in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen, wat leidde tot de beëindiging van zijn uitkering. Appellant voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn medische beperkingen en zijn beperkte beheersing van de Nederlandse taal. De rechtbank oordeelde echter dat het onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om aan de medische oordelen te twijfelen. In hoger beroep herhaalde appellant zijn gronden, maar de Raad onderschreef de eerdere oordelen van de rechtbank en het Uwv. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

18.495 ZW

Datum uitspraak: 19 december 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 14 december 2017, 17/1870 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. F.M. van den Boogerd-Zuijderwijk hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 december 2019. Appellant is verschenen, vergezeld door zijn zoon. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.M. Veringmeijer.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is laatstelijk werkzaam geweest als inpakker op een veiling. Op 19 januari 2015 heeft hij zich ziek gemeld met nekklachten en rechterarm/-handklachten. Het Uwv heeft appellant bij besluit van 17 maart 2016 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Na een eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) is het recht op ziekengeld voortgezet, omdat onvoldoende functies konden worden geselecteerd.
1.2.
In het kader van een toetsing verbetering belastbaarheid in het tweede ziektejaar (TVB2) heeft appellant het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts. Deze arts heeft appellant belastbaar geacht met inachtneming van de beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 17 juni 2016. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellant niet in staat is zijn eigen werk te verrichten, vervolgens vijf functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen berekend dat appellant nog meer dan 65% van zijn zogeheten maatmaninkomen zou kunnen verdienen. Het Uwv heeft bij besluit van 30 september 2016 de ZW-uitkering van appellant met ingang van 31 oktober 2016 beëindigd, omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 8 februari 2017 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 17 januari 2017 en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 6 februari 2017 ten grondslag.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het onderzoek door het Uwv op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Hierbij heeft de rechtbank overwogen dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op anamnese, eigen lichamelijk en psychisch onderzoek door de verzekeringsarts, het gestelde in bezwaar en ter hoorzitting van 12 januari 2017 alsmede op alle tot dan toe beschikbare medische informatie, waaronder de informatie afkomstig van de behandelend huisarts, neuroloog, neurochirurg, radioloog en oogarts. De rechtbank heeft in wat appellant heeft aangevoerd geen reden gezien het medisch oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt voor onjuist te houden. Hierbij heeft de rechtbank overwogen dat het niet gaat om de door appellant ervaren medische klachten als zodanig, maar om als gevolg van ziekte objectief vastgestelde beperkingen bij het verrichten van arbeid. De rechtbank heeft vastgesteld dat wat appellant in beroep heeft aangevoerd, niet met nieuwe medisch objectieve gegevens heeft onderbouwd en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij het gemotiveerde medisch oordeel onder meer rekening heeft gehouden met de beschikbare medische informatie afkomstig van de behandelaars van appellant. De rechtbank oordeelde voorts dat niet is gebleken dat de belasting in de voorgehouden functies de functionele mogelijkheden van appellant overschrijdt. De rechtbank heeft overwogen dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het rapport van 24 augustus 2017 genoegzaam heeft toegelicht waarom de gronden van appellant op dit punt niet slagen. Voor zover appellant meent deze functies niet te kunnen vervullen in verband met zijn problemen met de Nederlandse taal wees de rechtbank er onder andere op dat niet is gebleken dat appellant wegens ziekte of gebrek zich niet de bekwaamheid om de Nederlandse taal te begrijpen binnen zes maanden eigen zou kunnen maken.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant herhaald dat bij de beoordeling door de verzekeringsartsen onvoldoende beperkingen zijn aangenomen. Appellant kampt al langere tijd met twee nekhernia’s. Appellant heeft last van trillingen in zijn handen en is diabetespatiënt. Appellant is nog steeds onder behandeling bij de pijnpoli en een fysiotherapeut. Daarnaast is appellant psychologisch ook behoorlijk in de war. Hij heeft last van ernstige stemmingswisselingen. Appellant heeft opnieuw aangevoerd dat meer rekening moet worden gehouden met het feit dat hij de Nederlandse taal vrijwel niet machtig is. Appellant heeft opgemerkt dat het rapport van de arbeidsdeskundige dateert van 17 juni 2016, terwijl de CBBS-uitdraai op 22 september 2016 is gedateerd. Appellant heeft aangevoerd dat ten aanzien van de functie van huishoudelijk medewerker de belastbaarheid bij het item ‘reiken’ wordt overschreden. Bij de signaleringen in het Resultaat functiebeoordeling wordt verwezen naar het arbeidskundig rapport, maar daarin staat geen toelichting op de signalering.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voor het toepasselijke wettelijke kader wordt verwezen naar rechtsoverweging 5 van de aangevallen uitspraak.
4.2.
De door appellant in hoger beroep aangevoerde gronden vormen in essentie een herhaling van de in beroep aangevoerde gronden. Met juistheid heeft de rechtbank overwogen dat sprake is geweest van zorgvuldig medisch onderzoek door de verzekeringsartsen. Eveneens is met juistheid overwogen dat door de verzekeringsarts bezwaar en beroep op inzichtelijke wijze en overtuigend is gemotiveerd dat er geen medische redenen zijn voor het aannemen van meer beperkingen dan aangenomen in de FML van 17 juni 2016. De overwegingen van de rechtbank op dit punt worden volledig onderschreven.
4.3.
Wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd vormt geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de medische situatie van appellant op de datum in geding. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat in hoger beroep geen medische gegevens zijn ingebracht die tot een ander oordeel leiden over de belastbaarheid van appellant op de datum in geding. De omstandigheid dat appellant zich op 5 december 2016, vanuit de situatie dat hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, heeft ziek gemeld wegens rug- en beenklachten en ziekengeld heeft ontvangen, is niet van invloed op de beoordeling per 31 oktober 2016.
4.4.
De rechtbank wordt ook gevolgd in haar oordeel dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de aan de TVB2 ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant. Ook de arbeidskundige gronden van appellant slagen niet. Aangesloten wordt bij de overwegingen van de rechtbank over de stelling van appellant dat onvoldoende rekening is gehouden met het feit dat hij de Nederlandse taal vrijwel niet machtig is. Omdat de arbeidsdeskundige appellant op 19 september 2016 heeft gesproken kan worden geconcludeerd dat de datering van het rapport waarin hiervan verslag is gelegd op 17 juni 2016, een vergissing is. In het formulier Resultaat functiebeoordeling van 22 september 2016 zijn de signaleringen met betrekking tot de belastende factoren in de functies voldoende inzichtelijk en overtuigend toegelicht. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in beroep in het rapport van 24 augustus 2017 inzichtelijk uiteengezet dat van een overschrijding van de belastbaarheid in de functie huishoudelijk medewerker geen sprake is.
5. De overwegingen in 4.2 tot en met 4.4 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van M. Graveland als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 december 2019.
(getekend) A.T. de Kwaasteniet
(getekend) M. Graveland