ECLI:NL:CRVB:2019:4251
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvragen om bijstand wegens onvoldoende bewijs van woonadres
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant had aanvragen ingediend voor algemene en bijzondere bijstand, maar het college van burgemeester en wethouders van Veldhoven heeft deze aanvragen afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij op het opgegeven adres woonde. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarna de appellant in hoger beroep ging.
De appellant stelde dat hij op het opgegeven adres woonde en dat daar levensmiddelen, wasgoed en administratie aanwezig waren. Echter, het college voerde tegenbewijs aan, waaronder drie waarnemingen die bevestigden dat de appellant op doordeweekse dagen bij zijn vriendin verbleef. Tijdens een huisbezoek kon de appellant niet onmiddellijk het lichtknopje in de badkamer vinden, wat door het college als een aanwijzing werd gezien dat hij niet op het opgegeven adres woonde. Bovendien verklaarde de buurman dat hij de appellant slechts sporadisch zag.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat hij op het opgegeven adres woonde. Hierdoor was de inlichtingenverplichting geschonden en kon het college het recht op bijstand niet vaststellen. De aanvragen om bijstand zijn derhalve terecht afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.