ECLI:NL:CRVB:2019:4251

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
18/4454 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvragen om bijstand wegens onvoldoende bewijs van woonadres

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant had aanvragen ingediend voor algemene en bijzondere bijstand, maar het college van burgemeester en wethouders van Veldhoven heeft deze aanvragen afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij op het opgegeven adres woonde. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarna de appellant in hoger beroep ging.

De appellant stelde dat hij op het opgegeven adres woonde en dat daar levensmiddelen, wasgoed en administratie aanwezig waren. Echter, het college voerde tegenbewijs aan, waaronder drie waarnemingen die bevestigden dat de appellant op doordeweekse dagen bij zijn vriendin verbleef. Tijdens een huisbezoek kon de appellant niet onmiddellijk het lichtknopje in de badkamer vinden, wat door het college als een aanwijzing werd gezien dat hij niet op het opgegeven adres woonde. Bovendien verklaarde de buurman dat hij de appellant slechts sporadisch zag.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat hij op het opgegeven adres woonde. Hierdoor was de inlichtingenverplichting geschonden en kon het college het recht op bijstand niet vaststellen. De aanvragen om bijstand zijn derhalve terecht afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

18.4454 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 6 juli 2018, 18/352 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Veldhoven (college)
Datum uitspraak: 17 december 2019
Zitting heeft: O.L.H.W.I. Korte als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: T. Ali
Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. I. Timmermans, advocaat. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.W. van de Langemheen. De Raad heeft, na sluiting van het onderzoek ter zitting van 10 december 2019, met toepassing van artikel 8:67, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepaald dat mondeling uitspraak wordt gedaan en dat die uitspraak wordt verdaagd tot 17 december 2019.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellant heeft zich op 2 januari 2017 gemeld voor een aanvraag om algemene bijstand en heeft op 17 februari 2017 een aanvraag gedaan om bijzondere bijstand in verband met rechtsbijstandskosten. Appellant heeft bij zijn aanvragen verklaard dat hij doordeweeks op het opgegeven adres woont en in het weekend verblijft bij zijn vriendin in [plaatsnaam].
Bij afzonderlijke besluiten van 3 maart 2017, na bezwaar gehandhaafd, bij besluit van 3 augustus 2017 heeft het college de aanvragen van appellant afgewezen. Het college heeft aan de besluitvorming ten grondslag gelegd dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij op het opgegeven adres woonde.
De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard.
Het gaat hier om aanvragen. Op appellant rust daarom de bewijslast – en dit tussen partijen niet geschil – om de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die nopen tot inwilliging van die aanvraag. In geschil is of appellant over de van belang zijnde periode aannemelijk heeft gemaakt of hij op het opgegeven adres woonde.
Appellant heeft gesteld dat het opgegeven adres volledig was ingericht en levensmiddelen aanwezig waren. Daarnaast was ook zijn wasgoed en administratie aanwezig. Dit is bij het huisbezoek vastgesteld. Appellant heeft aangevoerd dat deze omstandigheden voldoende zijn voor de conclusie dat hij op het opgegeven adres woonde.
In het licht van de door het college aangedragen tegenbewijs is dit echter niet voldoende. Gebleken is het volgende. Er zijn drie waarnemingen geweest, alle bij het adres van de vriendin van appellant. Bij alle drie de waarnemingen is gezien dat appellant op doordeweekse dagen in de ochtend de woning van zijn vriendin verliet, zodat aannemelijk is dat hij die doordeweekse nacht – in afwijking van zijn opgave – daar heeft doorgebracht. Tijdens het huisbezoek is appellant verzocht om de badkamer te laten zien. Nu het een donkere badkamer betrof, is aan appellant verzocht om het licht aan te doen. Appellant kon echter het lichtknopje niet onmiddellijk vinden. Het duurde even voordat hij dat vond, namelijk buiten de badkamer. Ervan uitgaande dat appellant bij bewoning van opgegeven adres de badkamer met daarin een douche en een toilet dagelijks zou gebruiken, is niet goed begrijpelijk waarom appellant niet in staat was om onmiddellijk het lichtknopje te vinden. Ten slotte heeft de buurman met wie appellant de badkamer deelt, verklaard dat hij appellant een of twee keer per maand ziet en hem soms hoort. Ter zitting heeft appellant bevestigd dat het gebouw van het opgegeven adres gehorig is, waardoor het op basis van het geluid mogelijk is dat buren die een badkamer delen iets kunnen zeggen over elkaars aanwezigheid.
Gelet op het tegenbewijs van het college heeft appellant niet aannemelijk gemaakt dat hij in de van belang zijnde periode op het opgegeven adres woonde. Hieruit volgt dat appellant de inlichtingenverplichting heeft geschonden, waardoor het college het recht op bijstand niet kan vaststellen. De aanvragen zijn daarom terecht afgewezen.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) T. Ali (getekend) O.L.H.W.I. Korte