ECLI:NL:CRVB:2019:421

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 januari 2019
Publicatiedatum
12 februari 2019
Zaaknummer
17/4400 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van bijzondere bijstand voor woninginrichting in de vorm van een lening

Op 29 januari 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de toekenning van bijzondere bijstand voor woninginrichting. Appellante had op 6 januari 2016 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een eenpersoonsbed en een matras. Het college van burgemeester en wethouders van Soest had bijzondere bijstand toegekend tot een bedrag van € 220,-, waarvan € 110,- om niet en € 110,- als lening, gebaseerd op de richtprijzen van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD).

De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellante aan dat haar individuele omstandigheden een afwijking van het beleid rechtvaardigden, omdat zij noodgedwongen moest verhuizen en niet al haar spullen kon meenemen. De Raad oordeelde echter dat, hoewel appellante in 2012 na een woningontruiming haar woning in Rotterdam had moeten verlaten, zij daarna meerdere gemeubileerde woonruimtes had betrokken voordat zij in april 2015 naar Soest verhuisde.

De Raad concludeerde dat het college geen aanleiding had hoeven zien om van het beleid af te wijken en dat de beroepsgrond van appellante niet slaagde. Het hoger beroep werd dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

17.4400 PW-PV

Datum uitspraak: 29 januari 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 3 mei 2017, 16/3004 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Soest (college)
Zitting heeft: W.H. Bel
Griffier: E. Stumpel
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 januari 2019. Appellante is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
M.H.M. van den Brink-Hilhorst.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Appellante heeft op 6 januari 2016 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een eenpersoonsbed en een matras. Bij besluit van 7 januari 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 10 mei 2016 (bestreden besluit), heeft het college - uitgaande van de richtprijzen van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD) - bijzondere bijstand toegekend tot een bedrag van € 220,-. Van dit bedrag heeft het college op grond van het beleid, zoals dat is neergelegd in artikel 4.7 van de Uitvoeringsregels beleid bijzondere bijstand Participatiewet 2015, € 110,- om niet en € 110,- als lening toegekend.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft aangevoerd dat haar individuele omstandigheden een afwijking van het beleid rechtvaardigen, zodat de bijzondere bijstand volledig om niet verleend had moeten worden. Deze omstandigheden zijn erin gelegen dat zij noodgedwongen moest verhuizen, waardoor zij niet al haar spullen heeft kunnen meenemen.
4. Deze beroepsgrond slaagt niet. Appellante heeft weliswaar in 2012 na een woningontruiming haar woning in Rotterdam moeten verlaten, maar zij heeft vervolgens meerdere gemeubileerde woonruimtes betrokken, voordat zij in april 2015 vanuit Zeist is verhuisd naar de gemeente Soest. In de gedwongen woningontruiming had het college dan ook geen aanleiding hoeven zien om in het geval van appellante van zijn beleid af te wijken.
5. Het hoger beroep slaagt dus niet, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) E. Stumpel (getekend) W.H. Bel
ew