Uitspraak
18.2039 WIA
OVERWEGINGEN
BESLISSING
C.M. van de Ven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
19 december 2019.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond. De appellant, die zich ziek had gemeld met psychische en lichamelijke klachten, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze aanvraag afgewezen, omdat de appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts had de appellant gezien en zijn belastbaarheid vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat er geen reden was om aan de onafhankelijkheid van de verzekeringsartsen te twijfelen. De appellant had voldoende gelegenheid gehad om zijn standpunt te onderbouwen met medische gegevens, en er waren geen aanwijzingen dat er medische informatie ontbrak.
De Raad concludeerde dat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid door het Uwv correct was en dat de appellant niet had aangetoond dat hij niet in staat was om zijn laatstelijk verrichte werk te doen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.