ECLI:NL:CRVB:2019:4121
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op grond van gewijzigde omstandigheden en inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Den Haag. De appellant, die bijstand ontving op basis van de Participatiewet, had zijn bijstandsaanvraag op 10 mei 2017 opnieuw ingediend na een eerdere intrekking van zijn bijstand op 25 april 2017. De intrekking was gebaseerd op het feit dat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van zijn werkzaamheden en inkomsten uit erotische massages. De rechtbank had het beroep tegen de afwijzing van de nieuwe aanvraag ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak.
De Raad oordeelde dat de appellant niet had aangetoond dat er gewijzigde feiten of omstandigheden waren die bijstandsverlening rechtvaardigden. De te beoordelen periode liep van 10 mei 2017 tot en met 10 juli 2017. De Raad benadrukte dat de bewijslast bij de aanvrager ligt en dat deze verzwaard is in gevallen zoals deze. De appellant had weliswaar aangegeven dat hij gestopt was met zijn activiteiten, maar tijdens een huisbezoek werd vastgesteld dat zijn werktelefoon nog actief was en dat er nog steeds contact was met potentiële klanten. De Raad concludeerde dat de appellant opnieuw de inlichtingenverplichting had geschonden en dat er geen aanleiding was om af te wijken van de vaste rechtspraak. Het hoger beroep werd dan ook afgewezen, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.