ECLI:NL:CRVB:2019:4107

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
19/2963 PW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in bestuursrechtelijke zaak

Op 17 december 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/2963 PW-V. Deze uitspraak betreft een verzet tegen een eerdere beslissing van de Raad van 8 oktober 2019, waarin het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk werd verklaard. De appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R. el Bellaj, heeft verzet aangetekend tegen deze niet-ontvankelijk verklaring. In het verzet is naar voren gebracht dat het hogerberoepschrift tijdig was ingediend en dat er een storing was opgetreden bij de verzending per fax, waardoor de indiening niet op de juiste wijze kon plaatsvinden. De Raad heeft de argumenten van appellante in het verzet gegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 8 oktober 2019 vervalt. Het onderzoek in de zaak zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Tevens is het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg veroordeeld in de proceskosten van het verzet, tot een bedrag van € 256,- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter C.H. Bangma en griffier K.R. van Renswoude.

Uitspraak

Datum uitspraak: 17 december 2019
19/2963 PW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 mei 2019, 18/2289 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg (college)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 8 oktober 2019 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Namens appellante heeft mr. R. el Bellaj, advocaat, verzet gedaan.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 8 oktober 2019 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
In verzet is gebleken dat appellante niet in verzuim is geweest en dat het hogerberoepschrift tijdig door mr. el Bellaj is ingediend. In verzet is naar voren gekomen dat in de periode van verzending van het hogerberoepschrift per fax sprake was van een storing.
Dit betekent dat het verzet gegrond wordt verklaard, de uitspraak van de Raad van 8 oktober 2019 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
De Raad ziet aanleiding het college te veroordelen in de proceskosten van het verzet van appellante tot een bedrag van € 256,- voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het verzet gegrond;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van het verzet van appellante tot een bedrag van € 256,-.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 december 2019.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) K.R. van Renswoude

OS