ECLI:NL:CRVB:2019:4080

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
19/1314 AOW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake AOW

Op 17 december 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/1314 AOW-V. Het betreft een verzet tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 20 juni 2019, waarin het hoger beroep van de appellant niet-ontvankelijk was verklaard. De appellant had zijn hogerberoepschrift niet tijdig ingediend, en de Raad oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar konden maken. De laatste dag voor indiening was 6 maart 2019, maar het ingediende hogerberoepschrift was gedateerd op 14 maart 2019 en pas op 22 maart 2019 door de Raad ontvangen. Tijdens de zitting op 26 november 2019 zijn partijen niet verschenen, en de Raad heeft geconcludeerd dat de appellant in verzet geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die de termijnoverschrijding zouden kunnen rechtvaardigen. De Raad heeft daarom het verzet ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door C.H. Bangma, met R.H. Koopman als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 17 december 2019
19/1314 AOW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 januari 2019, 18/3069 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , Frankrijk (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 20 juni 2019 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 26 november 2019. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 20 juni 2019 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was 6 maart 2019. Het door appellant ingediende hogerberoepschrift is gedateerd op 14 maart 2019, is blijkens de poststempel op 18 maart 2019 ter post bezorgd en op 22 maart 2019 bij de Raad ontvangen. Daarmee staat vast dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend.
De Raad is van oordeel dat appellant in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die kunnen leiden tot de gevolgtrekking dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van R.H. Koopman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 december 2019.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) R.H. Koopman

OS

DECISION

Le Centrale Raad van Beroep (conseil central d’appel) déclare l’opposition non fondée;
Ce verdict a été fait par C.H. Bangma en présence de R.H. Koopman en qualité de greffier. La décision a été prononcée en public le 17 décembre 2019.