ECLI:NL:CRVB:2019:4079

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
19/107 ANW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen uitspraak over hoger beroep in sociale zekerheidszaak

Op 17 december 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/107 ANW-V. De zaak betreft een verzet dat door appellante is ingediend tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 11 juli 2019, waarin het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad oordeelt dat de handgeschreven aantekening van appellante, die zou moeten bewijzen dat zij de uitspraak te laat heeft ontvangen, niet als geldig bewijs kan worden aangemerkt. De Raad heeft vastgesteld dat het verzetschrift te laat is ingediend, aangezien de termijn voor indiening op 22 augustus 2019 eindigde en het verzetschrift pas op 4 september 2019 door de Raad is ontvangen. Appellante heeft aangevoerd dat zij de uitspraak pas op 26 augustus 2019 heeft ontvangen, maar de Raad heeft geen feiten of omstandigheden kunnen vaststellen die deze claim ondersteunen. Hierdoor is het verzet niet-ontvankelijk verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de betrokken rechter en griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 17 december 2019
19/107 ANW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 september 2018, 17/4227 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] , Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 11 juli 2019 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 26 november 2019. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 11 juli 2019 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
De Raad ziet zich allereerst, ambtshalve, gesteld voor de vraag naar de ontvankelijkheid van het verzet.
De laatste dag waarop tijdig een verzetschrift kon worden ingediend, was 22 augustus 2019. Het door appellante ingediende verzetschrift is blijkens de poststempel op 27 augustus 2019 ter post bezorgd en op 4 september 2019 bij de Raad ontvangen. De termijn voor het indienen van een verzetschrift is aldus overschreden.
Appellante heeft in verzet te kennen gegeven dat zij de uitspraak van de Raad van
11 juli 2019 pas op 26 augustus 2019 heeft ontvangen. Appellante heeft een kopie overgelegd van een document met daarop een Marokkaans poststempel met als datum 23 juli 2019. Op het document is de handgeschreven aantekening geplaatst “reçu 26/08/2019”.
De Raad is van oordeel dat de handgeschreven aantekening betreffende de datum van ontvangst van de uitspraak van 11 juli 2019 niet kan gelden als bewijs dat appellante de uitspraak te laat heeft ontvangen. Nu ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat appellante niet in verzuim is geweest, moet het verzet niet ontvankelijk-worden verklaard.
Dit betekent dat het verzet niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van R.H. Koopman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 december 2019.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) R.H. Koopman

OS