ECLI:NL:CRVB:2019:402
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van bijstand in verband met niet gemelde bijschrijvingen op bankrekening
In deze zaak gaat het om de herziening van de bijstand van appellant, die sinds 22 maart 2011 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft in het kader van een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand vastgesteld dat er in de periode van december 2015 tot en met juni 2016 verschillende bedragen, in totaal € 930,-, naar de bankrekening van appellant zijn overgemaakt door derden. Appellant heeft deze bijschrijvingen niet gemeld, wat volgens het college in strijd is met zijn inlichtingenverplichting.
Op 14 november 2016 heeft het college besloten de bijstand over de periode van 1 december 2015 tot en met 30 juni 2016 te herzien en het teveel ontvangen bedrag van € 949,84 terug te vorderen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft het bezwaar op 12 januari 2017 ongegrond verklaard. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep van appellant tegen dit besluit op 29 augustus 2017 ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald dat hij wel degelijk aan zijn inlichtingenverplichting heeft voldaan. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellant geen nieuwe argumenten heeft aangedragen die de eerdere beslissing van de rechtbank kunnen weerleggen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt. De Raad concludeert dat appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden door de bijschrijvingen niet tijdig te melden.