ECLI:NL:CRVB:2019:401
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand op basis van inkomen onder bijstandsniveau
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant had verzocht om bijzondere bijstand voor diverse kosten, waaronder bewegingstherapie, een ledikant, en medicijnen, omdat zijn inkomen structureel onder het bijstandsniveau lag. Het college van burgemeester en wethouders van Gilze en Rijen had deze aanvragen afgewezen, met als argument dat de kosten niet voldaan konden worden uit de aanwezige middelen. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarop de appellant in hoger beroep ging.
De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat voor de toekenning van bijzondere bijstand eerst moet worden vastgesteld of de kosten waarvoor bijstand wordt gevraagd zich voordoen, of deze kosten noodzakelijk zijn in het individuele geval, en of ze voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Daarnaast moet worden beoordeeld of de kosten kunnen worden voldaan uit andere beschikbare middelen, zoals de bijstandsnorm of individuele toeslagen. De Raad concludeert dat de rechtbank de argumenten van de appellant adequaat heeft behandeld en dat er geen nieuwe redenen zijn aangevoerd die de eerdere beslissing zouden ondermijnen. Daarom bevestigt de Raad de uitspraak van de rechtbank en wordt het hoger beroep afgewezen.
De uitspraak is gedaan door M. Hillen, met C.A.E. Bon als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.