ECLI:NL:CRVB:2019:3977
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van toeslag op AOW-pensioen in verband met pensioeninkomsten echtgenote
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van de toeslag op het AOW-pensioen van appellant door de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De Svb had de pensioeninkomsten van de echtgenote van appellant aangemerkt als overig inkomen, wat leidde tot een korting op de toeslag. Appellant had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de Svb terecht de pensioeninkomsten van de echtgenote als overig inkomen heeft aangemerkt, conform artikel 2:4 van het Inkomensbesluit volksverzekeringen en sociale verzekeringen. Appellant deed een beroep op het vertrouwensbeginsel, maar de Raad oordeelde dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een toezegging door de Svb. De Raad concludeerde dat de herziening van de toeslag met terugwerkende kracht rechtmatig was en dat de terugvordering van de te veel ontvangen toeslag terecht was. De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.