ECLI:NL:CRVB:2019:3869
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens niet gemelde hennepkwekerij
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Limburg. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering van appellante, die niet heeft gemeld dat zij een hennepkwekerij in haar woning had. De politie ontdekte op 11 januari 2016 een hennepkwekerij met 128 hennepplanten in de woning van appellante, wat leidde tot een onderzoek door de gemeente Maastricht. Appellante is niet verschenen op uitnodigingen voor gesprekken en heeft geen informatie verstrekt over haar verblijfplaats na de sluiting van haar woning op 3 februari 2016. Het college van burgemeester en wethouders heeft daarop besloten de bijstand van appellante in te trekken, omdat zij haar inlichtingenverplichting heeft geschonden. De rechtbank heeft de beroepen tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij geen inkomsten uit de hennepkwekerij heeft genoten en dat zij niet verantwoordelijk was voor de exploitatie. De Raad oordeelt echter dat de aanwezigheid van de hennepkwekerij voldoende grond biedt om aan te nemen dat appellante de exploitant was en dat zij op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht. De Raad bevestigt de eerdere uitspraken en wijst de hoger beroepen van appellante af.