ECLI:NL:CRVB:2019:3847

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 november 2019
Publicatiedatum
3 december 2019
Zaaknummer
18/5824 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Stehouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vrijstelling griffierecht en weigering bijzondere bijstand voor kledingpakketten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant verzocht om vrijstelling van het griffierecht, maar dit verzoek werd afgewezen. De Raad oordeelde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij op de datum van betaling van het griffierecht in betalingsonmacht verkeerde. De appellant had een netto-inkomen dat precies 90% van de voor een alleenstaande geldende bijstandsnorm bedroeg, wat betekende dat hij niet voldeed aan de voorwaarden voor vrijstelling.

Daarnaast heeft de appellant bezwaar gemaakt tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Roermond om bijzondere bijstand voor kledingpakketten toe te kennen. De Raad oordeelde dat de kosten van kleding tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van bestaan behoren en dat deze kosten uit het inkomen moeten worden voldaan. Bijzondere bijstand is alleen mogelijk in geval van bijzondere omstandigheden, wat in dit geval niet aan de orde was. De appellant had ook geen medische indicatie die bijzondere bijstand voor kledingpakketten rechtvaardigde.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat de appellant niet had aangetoond dat hij schade had geleden door de vernietigde besluiten. Er was ook geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in de uitspraak zijn vermeld.

Uitspraak

18/5824 PW, 18/5825 PW, 18/5826 PW, 18/5827 PW, 18/5828 PW, 18/5829 PW, 18/5830 PW-PV
Datum uitspraak: 21 november 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 10 oktober 2018, 17/1468, 17/1692, 17/2829, 17/3184, 17/3864, 17/3977, 18/321 (aangevallen uitspraak) en van de mondelinge uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Roermond (college)
Zitting heeft: A. Stehouwer
Griffier: F. Demiroğlu
Appellant is ter zitting verschenen. Het college is niet verschenen.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellant heeft verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht. De Raad wijst dit verzoek af. Op grond van vaste rechtspraak (uitspraak van 13 februari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:282) moet de rechtzoekende aannemelijk maken dat op de datum waarop het griffierecht uiterlijk op de rekening van het gerecht moet zijn bijgeschreven of gestort, sprake is van betalingsonmacht. Daarvan is sprake als appellant maandelijks kon beschikken over een netto-inkomen dat minder bedraagt dan 90% van de voor een alleenstaande geldende bijstandsnorm. Uit de door appellant overgelegde gegevens blijkt dat zijn uitkering, vermeerderd met de reservering voor vakantiegeld en verminderd met het daarop gelegde beslag, precies 90% van de voor een alleenstaande geldende bijstandsnorm bedroeg. Dit betekent dat appellant niet aan de voorwaarde voor vrijstelling voldoet. Appellant heeft het griffierecht betaald, zodat de Raad inhoudelijk uitspraak doet.
Appellant heeft aangevoerd dat de aangevallen uitspraak niet is voorzien van een stempel van de rechtbank en van handtekeningen van de rechter en de griffier en daarom geen rechtskracht heeft. Deze grond slaagt niet. De redenen daarvoor zijn in de uitspraak van vandaag met nummer 18/5418 PW-PV e.v. vermeld.
Appellant heeft aangevoerd dat hij ten onrechte geen proces-verbaal van de zitting van de rechtbank, maar alleen de zittingsaantekeningen heeft ontvangen. Deze grond slaagt niet. De redenen daarvoor zijn in de uitspraak van vandaag met nummer 18/5418 PW-PV e.v. vermeld.
Appellant heeft aangevoerd dat de bestreden besluiten onbevoegd in mandaat zijn genomen en daarom geen rechtskracht hebben. Deze grond slaagt niet. De redenen daarvoor zijn in de uitspraak van vandaag met nummer 18/5418 PW-PV e.v. vermeld.
Appellant heeft aangevoerd dat de bezwarencommissie van de gemeente Roermond hem ten onrechte niet heeft gehoord en niet heeft geadviseerd over zijn bezwaren. Deze grond slaagt niet. Uit artikel 2, tweede lid, van de Verordening behandeling bezwaarschriften gemeente Roermond blijkt namelijk dat de ingestelde commissie niet bevoegd is om te adviseren over bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten op grond van een wettelijk voorschrift en daaruit voortvloeiende regelingen op het terrein van sociale zaken, die worden uitgevoerd bij de afdeling Sociale Zaken.
Appellant heeft aangevoerd dat het college ten onrechte geen bijzondere bijstand voor kledingpakketten heeft toegekend. Het college heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de kosten van kleding behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die door middel van reservering vooraf dan wel door middel van gespreide betaling achteraf uit het inkomen dienen te worden voldaan. Afzonderlijke bijstandsverlening is niet mogelijk, tenzij de kosten noodzakelijk zijn als gevolg van bijzondere omstandigheden in het individuele geval die ertoe leiden dat die kosten niet uit de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan. Van zulke bijzondere omstandigheden is in dit geval geen sprake. Op grond van de Beleidsregel bijzondere bijstand 2015 Roermond is bijzondere bijstand voor de kosten van kleding toch mogelijk als daarvoor een medische indicatie is. Daarvan is bij appellant geen sprake. De beleidsregel waar appellant naar verwijst is niet van toepassing, omdat deze beleidsregel van de gemeente Enkhuizen niet geldt in Roermond. Ook als meerdere gemeenten zo’n beleidsregel hebben als in Enkhuizen, is dat geen reden om de aanvraag toe te kennen.
Dit betekent dat de Raad het op alle punten eens is met de uitspraak van de rechtbank. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij schade heeft geleden door de door de rechtbank vernietigde bestreden besluiten. Voor vergoeding van schade is dan ook geen grond.
Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) F. Demiroğlu (getekend) A. Stehouwer