ECLI:NL:CRVB:2019:3824
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens verzwegen vermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van een bijstandsuitkering aan appellante, die volgens het college van burgemeester en wethouders van Oss haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door verzwegen vermogen in de vorm van sieraden. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat de onderzoeksbevindingen voldoende aanknopingspunten boden voor de conclusie dat appellante niet aan haar meldingsplicht had voldaan. De sieraden, die op 12 juni 2012 door een taxateur op een waarde van € 15.570,- waren geschat, oversteeg het vrij te laten vermogen van € 5.480,- aanzienlijk. Appellante stelde dat haar schulden van € 15.000,- ten onrechte niet van haar vermogen waren afgetrokken, maar kon niet aannemelijk maken wanneer deze leningen waren afgesloten of dat er een terugbetalingsverplichting bestond. De Raad oordeelde dat appellante, zelfs als zij de leningen had afgesloten, deze had moeten melden, aangezien leningen niet zijn uitgesloten van het middelenbegrip volgens de Participatiewet. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.