ECLI:NL:CRVB:2019:3791
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Herbeoordeling van periodieke uitkering op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
Op 28 november 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant, geboren in 1938, die erkend is als vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). Appellant had een periodieke uitkering op grond van de Wuv, die in 1987 was toegekend. In mei 2018 verzocht hij om een herbeoordeling van zijn uitkering, omdat hij vond dat zijn financiële situatie was verslechterd door het niet indexeren van zijn pensioeninkomsten. Verweerder, de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, heeft dit verzoek afgewezen, maar later het bezwaar van appellant gegrond verklaard en bepaald dat de uitkering opnieuw moest worden vastgesteld per 1 mei 2018.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de Wuv geen mogelijkheid biedt om inkomensnadeel door niet-geïndexeerde pensioenen te compenseren. De uitkering is aanvullend en inkomensafhankelijk, en wordt berekend op basis van het inkomen ten tijde van de aanvraag. De Raad concludeert dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden en verklaart het beroep van appellant ongegrond. De uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van griffier D. Bakker, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.