Uitspraak
18 2806 PW, 18/2807 PW, 18/2808 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
21 maart 2017 heeft appellant aan het college verzocht zijn bijstandsuitkering stop te zetten omdat hij vanaf 25 januari 2017 een WAJONG-uitkering krijgt van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant heeft daarbij meegedeeld dat hij vooralsnog alleen de WAJONG-uitkering over de maand maart 2017 uitbetaald krijgt omdat hij nog specificaties van zijn bijstandsuitkering aan het Uwv moet sturen aan de hand waarvan het Uwv een berekening zal maken van de eventuele nabetaling over de periode van 25 januari 2017 tot en met februari 2017.
25 januari 2017 stopgezet (lees: ingetrokken). Bij een tweede besluit van eveneens 5 april 2017 heeft het college de bijstand van appellant over de periode van 1 maart 2017 tot en met 31 maart 2017 herzien en de gemaakte kosten van bijstand over die periode ter hoogte van
€ 666,89 van appellant teruggevorderd. Bij besluit van 6 april 2017 heeft het college de bijstand van appellant over de periode van 25 januari 2017 tot en met 28 februari 2017 herzien (lees: ingetrokken) en de gemaakte kosten van bijstand over die periode ter hoogte van € 817,47 van hem teruggevorderd.
WAJONG-uitkering tussen Uwv en college. Hierover kan de bestuursrechter inderdaad geen oordeel geven omdat de beslissing van het college om niet in te gaan op het verzoek van het Uwv geen onderdeel uitmaakt van de bestreden besluiten. Dat was echter niet de enige beroepsgrond van appellant. Zijn beroep was ook en vooral gericht tegen dat het college op een te vroeg moment is overgegaan tot terugvordering van de bijstand over de periode van
25 januari 2017 tot en met 28 februari 2017. Appellant had kunnen bereiken dat de rechtbank had geoordeeld dat die terugvordering prematuur was, als gevolg waarvan ten onrechte beslag is gelegd. Hij had daarom wel een procesbelang. De rechtbank heeft dat niet onderkend. De aangevallen uitspraak komt dan ook in zoverre voor vernietiging in aanmerking. Met het oog op een finale beslechting van het geschil zal de Raad de zaak niet terugwijzen maar zelf een inhoudelijk oordeel geven.
WAJONG-uitkering en dat hij de bijstand vanaf 25 januari 2017 zou moeten terugbetalen. Appellant is er alleen vanuit gegaan dat hij niet te maken zou krijgen met een terugvordering door het college over de periode van 25 januari 2017 tot en met 28 februari 2017. De Raad zal dan ook alleen een oordeel geven over de door appellant aangevoerde grond dat die terugvordering prematuur was.
WAJONG-uitkering over de periode van 25 januari 2017 tot en met 28 februari 2017. Afgaande op die e-mail van appellant kon het college wel overgaan tot terugvordering over de maand maart 2017 maar was de terugvordering over de periode van 25 januari 2017 tot en met 28 februari 2017 prematuur omdat nog niet was voldaan aan de in artikel 58, eerste lid, aanhef en onder f, ten eerste, van de PW gestelde voorwaarde dat appellant over de middelen kon beschikken.
28 februari 2017, moet worden vernietigd. De rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het besluit kunnen in stand blijven. Nu appellant de nabetaling van de
WAJONG-uitkering heeft ontvangen en hij de terugvordering inmiddels heeft betaald, heeft hij geen belang meer bij het nemen van een nieuw besluit. Dit besluit zou op dezelfde grondslag zijn gebaseerd als het vernietigde besluit en zou dan wel bevoegd zijn genomen.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 6 april 2017 gegrond en vernietigt dat besluit voor zover dit betrekking heeft op de terugvordering;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het besluit van 6 april 2017 in stand blijven;
- verklaart de beroepen tegen de besluiten van 5 april 2017 ongegrond;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af;
- veroordeelt het college in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.280,-;
- bepaalt dat het college aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 172,- vergoedt.