Op 22 november 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant, die hoger beroep had ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die als vrachtwagenchauffeur werkte, had zich ziek gemeld na een bedrijfsongeval. Het Uwv had vastgesteld dat hij met ingang van 5 augustus 2014 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en had daarom zijn aanvraag voor een WIA-uitkering afgewezen. De rechtbank Gelderland had het beroep van appellant tegen deze beslissing gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat zijn beperkingen niet correct waren vastgesteld, met name in verband met zijn schouderklachten. Hij verwees naar rapporten van orthopedisch chirurg J.H. Postma en J.U.R. Niewold, waarin zijn beperkingen verder werden toegelicht. Het Uwv heeft echter betoogd dat de eerdere beoordelingen van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren en dat de medische belastbaarheid van appellant op de datum in geding correct was vastgesteld.
De Raad heeft de argumenten van appellant en het Uwv overwogen en geconcludeerd dat het Uwv voldoende gemotiveerd had dat de aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellant. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling in het kader van de Wet WIA.